België

Eigenlijk heeft niet één Europees land natuurlijke grenzen, tenzij dat land een eiland is, zoals IJsland of Malta. Maar dat zijn landen op de rand van Europa. De natuurlijke grens van ons continent loopt zelfs dwars door IJsland heen, en scheurt ieder jaar verder open. Daar hebben ze al die vulkanen van. Heel indrukwekkend, en heel uniek: iedere andere Europese grens is ’n willekeurige lijn, een paal, een wegroestend bordje met ’n wapen of ’n vlag erop. Het zijn grenzen die steeds verlegd en onteerd zijn, soepele grenzen, heel omstreden grenzen ook. Zo is Europa.

Het gaafste voorbeeld van zo’n bizarre tegennatuurlijke Europese grens vinden we in het dorp Baarle, dat in het zuiden van Nederland en in het noorden van België ligt, tegelijk. Dwars door Baarle slingeren grenslijnen. Er zijn huizen met twee voordeuren. Op het dorpsplein staat een grenspaal, die overigens niet echt is (de echte grens ligt wat meters verder) en rond die grenspaal drommen toeristen die wel eens willen zien hoe grenzeloos een grens kan zijn. Het Belgische Baarle heet Baarle-Hertog, het Nederlandse Baarle heet Baarle-Nassau. Heel het dorp bestaat uit eilandjes, vierkantjes, lapjes buitenland.
Zo’n grens is natuurlijk eeuwenoud. Al heel vroeg werd dit gebied verdeeld over twee landen, waarvan één uiteindelijk het huidige Nederland werd en het andere België. Dat die twee landen elk hun identiteit hebben, kun je in het dorp goed zien, maar dat ze een beetje bij elkaar horen merk je ook. België en Nederland delen een eeuwenlange geschiedenis en een mijlenlange, grillig kronkelende grens.

Koterij

Och, dierbaar België. Te weinig mensen houden van dat land. Er wordt almaar over gediscussieerd. Toch bestaat het al veel langer dan al die mensen en hun meningen samen.
In 1581 werden de huidige grenzen van België vastgelegd en ging het gebied “Zuidelijke Nederlanden” heten. Het veranderde soms nog van naam, en van eigenaar (het Habsburgse koningshuis was niet altijd even vruchtbaar), maar het bestond tenminste. De grens bij Baarle was een lappendeken, heel Limburg was een lappendeken, en Luik was bij momenten helemaal onafhankelijk – maar dat waren politieke gekkigheden. Dit gebied, dit “België”, ontwikkelde z’n eigen cultuur, met zo z’n eigen bouwstijl, z’n eigen gewoontes, z’n eigen keuken en z’n eigen bieren. Het was niet één cultuur, die Belgische cultuur, het was een grote malle optelsom van kleine dorpen en eigenwijze steden, van dialecten en talen, van armen en rijken, van alles en niets.
Zo’n eigenaardig land, zo’n eigenaardige cultuur, dat kon best toekomst hebben, en dat had het ook: in 1790 werd de eerste Belgische republiek uitgeroepen (Verenigde Nederlandse Staten / États belgiques unis), die het net twaalf maanden uithield. Niet veel later werd heel België bij Frankrijk gevoegd, toen weer bij Nederland, en uiteindelijk, veertig jaar later, weer onafhankelijk.

Zo’n mooie geschiedenis, zo’n mooie cultuur – hoe kon je zoiets nog laten mislukken? Het kon. Ten eerste kon het, door die cultuur te ontkennen. Niks versnipperde identiteit, niks dorp na dorp wat anders, niks Belgische eigenzinnigheid: de grote bazen, de heren industriëlen, hadden iets anders voor ogen. België moest een eenheidsstaat worden, met één taal, één vorst, één cultuur. La Belgique sera latine ou ne sera pas. Economisch haalde dat wel wat uit, België werd het rijkste en modernste land van Europa, maar voor de Belgische cultuur was het nefast. De industriebarons hadden weinig oog voor het gewone volk, dat Vlaams of Waals sprak en voor ’n hongerloon werkte in de fabrieken van Charleroi of Aalst en in de mijnen van Luik of Beringen. Dat moest misgaan.
Het kon misgaan. Nieuwe grootheden werden verzonnen. Niet één Belgische staat, maar één socialistische heilstaat, of één Vlaamse staat, of nog weer wat. De 20e eeuw kon beginnen, en het werd ’n heel ellendige eeuw, vol fictieve grenzen, grote machtsblokken, cordons, volksunies, zuilen en ontzuiling – kortom, ’n gepolariseerde wereld waarin van dat oude België niets meer overbleef.

Of toch. De Belg is flegmatiek. Politici en dwazen houden zich bezig met gewesten en staten en koddige Vlaamse leeuwen of blinde haantjes. Het echte België bestaat zodra je het weer binnenrijdt. Nog altijd is het een lappendeken, met om de twee kilometer een ander dialect en als ’t niet aan InBev ligt in elk café een ander bier. Gans België is een grote koterij, een rommelige scheur in de natuur, waar eigenlijk helemaal niet gebakkeleid wordt, maar gegeten, gedronken, geleefd. Zo blijken Vlamingen en Walen toch maar gewoon mensen te zijn, of nee, gewoon Bélgen, die pas weer zot draaien als het om al die belachelijke verzinsels gaat die hen sinds 1830 zijn aangedaan.

Stop de fictie. Begin aan België.

2 thoughts on “België

  1. Pingback: Belzelân « Frysk Deiblôch

  2. U spreekt over industriëlen die de Belgische identiteit ontkenden maar u bent niet veel beter. De Vlaamse identiteit bestaat, ik zie niet waarom dat zou ontkent moeten worden ten voordele van een Belgische identiteit die toch nooit bestaan heeft.

Plaats een reactie