Overrijp

’t Herindeelt maar aan in Nederland. De mafste gemeenten ontstaan er zo. Het nieuwste herindeelplan komt uit mijn eigen streek. Alkmaar gaat fuseren met Graft-De Rijp. Tussen Alkmaar en die mooie, landelijke gemeente ligt nog wel ’n Schermer, maar dat maakt niet uit. Er zijn al zulke gekke gemeentegrenzen gecreëerd de voorbije jaren, dan kan een exclave er ook nog wel bij.

Al lang volg ik de gemeentelijke herindelingen verwonderd. Onderzoeken bewijzen, dat kleine gemeenten goedkoper zijn dan grote, dus geld kan het argument niet zijn. Praktisch is ’t niet, zo’n megagemeente, dat is de reden vast ook niet. Centralisatie dan? Identiteit is geen argument, dat blijkt wel uit de resultaten. Stedelijke gemeenten fuseren met landelijke. Dorpen die niks met elkaar te maken hebben liggen ineens in één fusiegemeente. Overal in Nederland is de gekte toegeslagen. En eigenlijk weet niemand goed waarom.

Ik woon in de provincie Noord-Holland. Daar hebben we er weer wat pareltjes bij. Hollands Kroon bijvoorbeeld, een fusiegemeente waar het eiland Wieringen, de Wieringermeer, het West-Friese Niedorp en het aan Den Helder grenzende Anna Paulowna in zijn opgenomen. De bewoners richten zich in het dagelijks leven op regionale centra buiten de gemeente (Schagen, Den Helder, Hoorn) en vooral niet op elkaar. Toch hokken ze samen. Tegen hun zin, als je ’t zo hoort daar. Maar democratie is al helemaal het argument nooit geweest.

An sich ben ik niet tegen herindelingen. Met name voor uitdijende steden kunnen gemeentegrenzen het bestuur bemoeilijken. Alkmaar is daar een voorbeeld van. Eigenlijk zijn Alkmaar, Heerhugowaard, Langedijk en Heiloo samen één agglomeratie, maar er is niet één bestuur. Een fusie kan dan een optie zijn, al is nauw samenwerken ook goed.

Nog uitgesprokener zie je problematische gemeentegrenzen in Amsterdam, waar dorpen als Diemen en Duivendrecht zelfstandig blijven, ook al zijn ze volledig door de stad opgeslokt en maken de inwoners ook van de gemeentelijke voorzieningen van Amsterdam gebruik. Van Rotterdam kan hetzelfde worden gezegd. Daar kan een herindeling best nuttig zijn.

Maar grote gemeenten herindelen niet. Nee, herindelen, dat moet op het platteland, vindt Den Haag. De gemeenten waarvan al jaren wordt gezegd dat ze zo goed functioneren, net omdat ze zo klein zijn, moeten eraan. Voor de rest is er geen visie. De provincie zegt niet: De Rijp, fuseer anders met de Beemster of de Schermer, dat snijdt nog wel hout. Nee, gemeenten moeten het zelf maar uitvogelen. Onbekende belangen slingeren alle kanten uit. Rare grenzen worden niet getekend, maar getrokken. Geruzie in de raad. Sentimenten, gelazer. En dan een amorf resultaat.

In Alkmaar wordt nu gepraat over een referendum. Alsof dat wat uithaalt. Maar als ’t er komt, dan stem ik ‘ns tegen. Ik wil graag een constructieve burger zijn, heus, maar ik wil geen burger van een politiek gedrocht worden. Herindeel als ’t nodig is, of anders helemaal niet. Die ontzettende visieloosheid, wat is dat toch voor akelige mode?

’n Belgische bus

Droefenis beheerst België deze dagen. Een bus vol jonge kinderen is in Zwitserland tegen een tunnelwand gebotst en dat hebben veel van de inzittenden niet overleefd. Het gebeurde dinsdagavond al, maar pas woensdag kneep de busramp de kranten en de kelen van de lezers dicht. ’t Is ook nieuws dat je maar traag beseffen gaat, of misschien wel nooit, want wat valt er aan te begrijpen?

Nog maar ’n dag nadien probeerde de Franse krant Le Monde alvast het verdriet beter te begrijpen. De krant merkte op dat de schok in heel België groot was, misschien toch groter dan je zou verwachten. Het is verleidelijk om te zeggen dat de schok om z’n ongeluk altijd groot is, door heel een land beleefd wordt – maar Le Monde heeft gelijk, dat is niet altijd zo. Dat maakt de Belgische emoties interessant, en ’n Franse krant wacht niet met ’n analyse tot het moment dat die analyse gepast is.

Le Monde gaat in het uiteindelijke artikel de controverse niet uit de weg. Dat zal de krant ongetwijfeld op boze reacties uit België komen te staan, want rouwbeklag en volkswoede gaan goed samen, dat bleek vorige zomer al. Le Monde schrijft dat de busramp een open zenuw in de Belgische samenleving geraakt heeft: kinderleed. Die open zenuw houdt, aldus Le Monde, direct verband met het trauma over de zaak-Dutroux. Natuurlijk, een ongeluk met kinderen is altijd heel erg, maar door deze onderhuidse gevoelens is het voor het Belgische volk nog erger. Dat tenminste schrijft Le Monde.

Het is ook voor mij gemakkelijk om nu te roepen dat het artikel ongepast is, maar ik houd niet van gemakkelijk. Het is geen heel rare gedachte eigenlijk. Ongetwijfeld zal de zaak-Dutroux een blijvende invloed op de Belgische cultuur hebben achtergelaten. De gevolgen ervan zouden zich juist bij een gebeurtenis als deze moeten manifesteren en dat doen ze.

Premier Di Rupo heeft een dag van nationale rouw afgekondigd. Dat is opmerkelijk. Na de treinramp in Buizingen kwam zo’n dag er bijvoorbeeld niet. Bij Le Monde zullen ze zeggen: zie je wel, er wordt anders gereageerd, omdat het kindjes zijn.
Maar er is meer. Alles over deze busramp wordt eindeloos herhaald in Belgische journaals en op de krantensites, maar het feit dat een kwart van de slachtoffers Nederlands is blijft verrassend onderbelicht. Kennelijk moet het ongeluk als iets nationaals beleefd worden. Nationale rouw, dat is ook Belgische rouw.

Natuurlijk, grote ongelukken zijn voor politici altijd een gelegenheid om zich van hun meevoelende kant te laten zien. Dat is eigenbelang, maar ook een sociale plicht. De huidige Belgische regering gaat verder en kondigt nationale rouw af. De media gaan erin mee door het ongeluk nadrukkelijk als een binnenlandse aangelegenheid te presenteren. België is in rouw, België is getroffen. Of Vlaanderen?

Zo krijgt een gebutste bus vol kinderlijkjes toch een politieke dimensie. Het land is al zo lang over alles verdeeld, aan een nationaal sentiment is nu gewoon behoefte. En dus moet dat worden uitgespeeld, door de politiek, maar ook door de media, die adverteerders willen trekken. En of ’t nu de Belgische of de Vlaamse natie is die rouwt – dat gevoel van eenheid, dat laat men zich voorlopig niet afpakken, niet door Franse journalisten en ook niet door Hollandse inwijkelingen. Voor nu even allemaal de tunnel in.

Litouwse mout

Verleden weekend bezocht ik Vilnius. Dat is een heel plezierige stad. Er hangt een ontspannen, open sfeer, iets van opluchting haast. De geschiedenis is hier eindelijk geschiedenis geworden, de panden zijn opgeknapt, de tradities gecanoniseerd. Eindelijk vrij, eindelijk zelfstandig. Hopelijk lukt het de Litouwers die aangename sfeer nog lang vast te houden.

In Vilnius kun je eindeloos kerken bekijken, wat ik graag doe, maar je kunt er ook eindeloos biertjes proeven en daar ben ik natuurlijk ook niet vies van. Litouwen heeft, zo ontdekte ik, een bloeiende biercultuur. De Litouwers zijn trots op hun traditionele bieren. Westers importpils domineert hier niet de markt, eigen onafhankelijke brouwers weten zich goddank te handhaven. In Litouwen domineert zelfs niet één stijl. Hoe kan zo’n rijke biercultuur zo ontzettend onbekend zijn in het westen?

Litouws bier heeft een eigen karakter. Mout mag je hier nog proeven, dat is fijn. Haast alle bieren die ik dronk hadden een volle, moutige, broodachtige smaak. Dat past bij de Litouwse cultuur, waarin brood heilig is. Brood mag in Litouwen zelfs niet omgekeerd liggen, als het op de grond valt moet je ’t kussen… En als graan in bier gaat, dan moet je het met heel je mond kunnen proeven. Zo is de symboliek.

Met mout kun je aardig variëren, zeker als je er dappere dingen mee doet. Gebrande mout is populair in Litouwen, veel grote brouwerijen hebben wel ’n stout of ’n porter in hun assortiment. Die zwarte bieren zijn dan vaak wel wat zoetig. De kleine brouwers durven verder te gaan met hun zwartgeblakerde mout. Naar ’n goede porter hoef je in Litouwen echt niet lang te zoeken.
Maar mout branden, dat doen ze in Nederland ook. Er is meer mogelijk. Je kunt mout ook bakken, en dat doen ze in Litouwen graag. Twee bakbieren dronk ik, Keptinis, gebakken zonder meer en goddelijk, en Ramūno Čizo Kaimiškas, waar ook nog honing aan was toegevoegd. De smaak van koekjes, honing en bier. Wat heerlijk, en wat Litouws.

Honing is even Litouws als bakmout. Overal in Vilnius kun je honing kopen, in verschillende toepassingen. Natuurlijk gaat honing dan ook in bier. ’t Is een mooi natuurproduct, net als mout, hop en gist, dus waarom zou het niet in bier thuis horen? Goede honing geeft een heel aangenaam zoetje aan het bier, zonder dat bier mierzoet of gewoon onevenwichtig te maken.

Gist is ook natuur, al durven veel brouwers hun gisten niet helemaal vrij te laten. In Litouwen vertrouwen ze gewoon op hun gistculturen. Sommige Litouwse bieren vergisten in open vaten. Daar komen bijzondere gisten op af. Ik dronk zo de Dundulis, een bier dat door de smaak van fruitig gist haast aan een degelijk Belgisch bier deed denken.

Belgisch bier, Nederlandse brouwers, Engelse biscuit malt – dat blijven steeds de referentiepunten. Terwijl Litouws bier gewoon Litouws bier is, het staat op zichzelf. Dit is een biercultuur die veel heeft moeten doorstaan, zoals heel Litouwen, maar er gewoon nog is. Net als de Litouwers zelf. ’t Is nu aan ons, arrogante westerlingen, om Litouwen in ons op te nemen en hun biercultuur te erkennen. Mij valt dat alvast niet zwaar. Omarm Litouwen!

Gingstijl

Van relletje naar relletje slepen de media zich voort. Dat is niet nieuw, dat is altijd zo geweest. Alleen zijn er nu zoveel media dat het pas echt begint op te vallen. Er zijn ook zoveel media dat de relletjes steeds vaker over de media zelf gaan. Dat vind ik wel een interessante ontwikkeling.

Mijn vorige blog ging over de teloorgang van NRC. Nu is er ’n rel over een medium waar we minder van verwachten dan van NRC. PowNed is nooit ’n meneer geweest. Buitenhof wel, en Buitenhof is ook betrokken, omdat de rel daar begon met ’n column van Naema Tahir.

Naema Tahir is al enige tijd een publiek figuur. Ze schijnt boeken geschreven te hebben. In het kielzog van heldhaftiger vrouwen als Ayaan heeft ze zich in de markt gezet als moslimfeminist. Dat was een slimme zet, want sindsdien is ze door veel media uitgenodigd om iets te vertellen over haar gevoelens en acties.  Maar veel gevoelens en acties zijn er eigenlijk niet, Naema praat vooral, in krakkemikkig Nederlands met ’n zwaar Engels accent. Dat deed Ayaan ook beter.

De moderne samenleving is een open samenleving, hoor je altijd zeggen. Openheid is moeilijk. De laatste jaren hebben we dan ook gezien dat groepen mensen zich van die open samenleving hebben afgekeerd. Extremistische moslims trekken daarmee de meeste aandacht, maar het is een veel algemener verschijnsel. Uiteindelijk is ook de PVV een voorbeeld van deze beweging.

Naema Tahir ging in haar column in Buitenhof tekeer tegen onbeschofte media. Daar bedoelde ze natuurlijk PowNed mee, de omroep die met “sterverslaggever” Rutger Castricum voor veel ergernis maar ook voor veel vermaak zorgt. Vrijheidsstrijder Tahir vond dat ’t over moest zijn met PowNed. Rutger Castricum moest maar worden geweerd van het Binnenhof. Alleen serieuze media zouden nog het recht mogen hebben om onze politici te interviewen.

Een oproep tot censuur, dat is de goden verzoeken. Een dag later stond Rutger dan ook bij Tahir voor de deur. Haar man deed open. Andreas Kinneging, een zonderlinge rechtsgeleerde die ’n type van De Bie had kunnen zijn, ontpopte zich in de minuten die volgden tot een intimiderende bruut.  Weg moest Rutger, weg moesten die gemene moderne media! “Zie je die plomp?” brieste Kinneging. Hij dreigde en stoeide en maakte zichzelf daarmee volstrekt belachelijk.

Weer een mediastorm later zaten Tahir en Kinneging naast elkaar aan tafel bij Pauw & Witteman, een medium dat van het boze echtpaar kennelijk nog wel mocht bestaan. Ze herhaalden nog maar ‘ns dat PowNed geweerd moest worden, en nou ja, de Jakhalzen eigenlijk ook, misschien de hele televisie maar.

Tahir en Kinneging werden het symbool van nóg een groep die zich van de open samenleving afkeert: de gefrustreerde intellectuelen, die in de openheid vooral verruwing zien. Krampachtig probeerden Tahir en Kinneging zich intellectueel voor te doen, zó, dat het tragisch werd. Kinneging gebruikte zelfs Franse woordjes, hij zei steeds pointe, maar dat sprak ‘ie dan wel als pwante uit. Van Kooten had het bedacht kunnen hebben, maar dit was echt.

Naema Tahir en Andreas Kinneging spraken voor elkaar. Het was onduidelijk wie nu wiens mening verkondigde. Misschien hadden ze ook geen eigen mening meer. Het afkeren had de overhand genomen. “Wat ik denk, denkt ’n groot deel van de bevolking,” sprak Kinneging. Laat ons hopen dat hij ongelijk heeft. Elke tegenbeweging is een bedreiging voor die gevierde open samenleving, zeker als die tegenbeweging heel groot is. Al lijkt ze voorlopig vooral uit kleine mensjes te bestaan.