Verstemming (2)

Er komen weer verkiezingen aan. Niet iedereen wil nog van een campagne weten, maar toch worden er de nodige ballonnetjes opgelaten, deelt de PvdA rozen uit en wordt iedere uitspraak van welke politicus dan ook door de media geïnterpreteerd als verkiezingsretoriek. Mijn blog is deze zomer al vaker over folklore gegaan, maar de hoogmis van de democratie overtreft natuurlijk alles.

Bij de verkiezingsfolklore horen peilingen. De voorbije jaren zijn peilingen steeds belangrijker geworden, zo zelfs, dat het stemgedrag van de kiezers er sterk door wordt beïnvloed. Deze verkiezingen zijn door de peilers tot een strijd tussen SP en VVD uitgeroepen, en dus hoor je nu mensen twijfelen tussen Roemer en Rutte – eigen principes verdwijnen stilaan uit het debat. Veel kiezers zullen in het stemhokje niet zeggen wat zij voor Nederland het beste vinden, onder invloed van de peilingen zullen ze kiezen voor wat hen het minst slechte lijkt.

De uitslag van de verkiezingen is door deze peilingsretoriek nog makkelijker te voorspellen: SP en VVD zullen de grootste partijen worden, alle andere partijen zullen inleveren. Wie van de twee de grootste wordt, dat is de enige spanning die er nog is. Maar maakt dat veel uit? Rutte of Roemer – hoe groot is het verschil nog ná de verkiezingen?

Het spel heeft duidelijke regels: Rutte moet als de tegenstander van Roemer worden afgeschilderd en omgekeerd. Dat moet niet moeilijk zijn: Roemer is links, Rutte is rechts. Volgens André Krouwel, politicoloog aan de VU, is er geen partij rechtser dan de VVD en geen linkser dan de SP. Er is dus wat te kiezen: mensen of centen, hard of zacht, blauw of rood. Maar wat levert die keuze op?

Roemer rolt z’n spierballen: als hij aan de macht komt, dan gaan we lekker over die 3% heen, en Europa kan de pot op. Rutte rolt z’n spierballen de andere kant op: met de VVD aan de macht gaan we verder bezuinigen, nou, en Europa – euh, nou ja, nee. Daar heeft de VVD helemaal zo’n helder standpunt niet over. Misschien kan Europa ook voor de VVD de pot wel op. Maar die 3%! Die is belangrijk! En de VVD is ook tegen boeven! Lekker rechts!

Als de verkiezingen voorbij zijn zal Roemer wel zeggen dat bezuinigingen wat hem betreft best kunnen, zolang ze maar menselijk zijn. De VVD zal dat beamen. Ze moeten wel, SP en VVD, want de verkiezingsuitslag zal hen tot elkaar veroordelen. Dat lijken de meeste kiezers nog niet te begrijpen. De tweestrijd zorgt ervoor dat kleine partijen kleiner worden en de twee grote groter – waarom zouden de kleine partijen, na verloren verkiezingen, aanschuiven bij één van die twee groters, zonder veel gelegenheid om een stempel op het te vormen kabinet te drukken? Ze kijken wel uit.

Dat is het grote bedrog van de peilers: deze verkiezingen mogen dan wel tussen Roemer en Rutte gaan, de keuze die de stemmer heeft is helemaal niet óf-óf. Het is hoe dan ook én-én. Rutte en Roemer zullen moeten onderhandelen over een nieuw pimpelpaars kabinet. Een conservatief paars zal het zijn, een binnendijks paars. Niks voor D66, niks voor mij, misschien zelfs niks voor Nederland – maar wat Nederland wil, zullen we niet weten, deze verkiezingen gaan over peilingen.

Biercultuur

Afgelopen weekend was ik weer eens in Amsterdam. Café In de Wildeman was er weer even mijn ideaal universum. Ik zat aan een ronde tafel en dronk hoppig bier. Mijn vriendin deed hetzelfde. De rest van de tafel was leeg, het liep tegen etenstijd, de drukte was voorbij. Toch kwamen er, toen we ons tweede biertje dronken, nog mensen binnen die aan onze tafel aanschoven. Een peuter, een moeder, een zwangere vrouw en drie mannen, waarvan er één pils bestelde en één iets donkers. Ze spraken Engels onderling.

De tafel deelden we, maar de gesprekken gingen niet gelijk. De taal hield ons uiteen, en onze goede manieren natuurlijk. Maar een peuter kent geen taal en ook nauwelijks manieren. Het meisje stak moeiteloos de grens over en zorgde dat iedereen toch even met elkaar aan de praat raakte. Het gezelschap bestond, zo leerden wij, uit Duitsers en Nederlands, kennelijk Nederlanders van het soort dat liever Engels praat dan Duits. Ik zei daar niks van, de goede manieren immers. We praatten over de peuter en daarna even over bier, maar al gauw scheidden de gesprekken weer en begon de Nederlander aan de Duitsers uit te leggen dat Nederland geen biercultuur had.

Had ik moeten ingrijpen? Ik spreek Duits genoeg om uit te kunnen leggen dat Nederland wél een biercultuur heeft, maar ja, zo’n Nederlander die Engels praat wil je niet onderbreken. Ik had hem kunnen wijzen op de bierkaart van In de Wildeman, op de taplijst, op al die bijzondere brouwerijen die je kon zien liggen op een landkaart in de toiletten. “I like Belgian beers better,” zei de man, “Dutch beer is Heineken and Amstel, boring lager.” Mijn Belgische vriendin keek zorgelijk. Zo’n idioot, en toch heb ik hem laten praten. Die peuter hield de tafel vredig.

Voor ik café In de Wildeman was binnengegaan, was ik bij een festival geweest, het Kimchi Farm Festival. Daar stonden negen brouwers met hun bier. Geen van die brouwers was Belg, geen van de bieren was een pils. Op dit festival zetten hoppige bieren en stevige stouts de toon. Alle brouwers waren kleine hobbybrouwers. De bekendste brouwer op het festival was Rooie Dop, die staan zelfs op Wikipedia, al de andere brouwers waren te jong, te nieuw, te klein, hoe dan ook onbekend, maar wel steengoed.

De Engels koutende Nederlander uit het café was er natuurlijk niet bij, op dit festival, maar verder was het druk. Veel jongeren, veel bierliefhebbers natuurlijk, maar ook mensen die nu pas ontdekten wat Nederlands speciaalbier vermag. En dan ik nog, natuurlijk, ook ik was op ontdekkingsreis. Ik stelde vast dat brouwerijen als Kraanspoor (een perfecte melkstout) en Oedipus (een hele trits spannende experimenten) een toekomst hebben. Hoera voor Nederlands bier, dacht ik nog, wat gebeurt er toch ’n hoop in de Nederlandse bierwereld.

De komkommerzomer heeft ook voor het Nederlandse bier iets betekend. Zelfs in de Telegraaf was er aandacht voor de goede bieren uit eigen land, maar het meest nog wel in de echte kranten. Je zou denken: de Nederlandse biercultuur is volwassen, zo veel brouwerijen, met zo’n hoog gemiddelde, en dan mooie festivals en mooie biercafés, nette artikelen in de pers – maar dan is daar ineens zo’n man. Nederlands bier is pils hoor, meneer de toerist, drink maar Belgisch bier. Zolang zulke figuren de biercafés bevolken wordt de Nederlandse biercultuur nooit volwassen.

Typisch

In een zomer zonder nieuws is er in Nederland de folklore die Zomergasten heet. Een lange tv-avond met fragmenten en een diepte-interview dat meestal net te lang en net te saai is, maar waar niettemin toch naar gekeken wordt omdat het programma mystiek uitstraalt, en natuurlijk omdat mensen ergens bij willen horen. Het is de zondagsmis voor VPRO-leden, en omdat ik VPRO-lid ben, kijk ik ook.

De folklore behelst meer dan alleen het rituele kijken naar het tv-programma. Zomergasten is voor verveelde recensenten ook altijd de ideale gelegenheid om nog eens van zich te laten horen. Recensenten weten wel welke recensies hen de meeste aandacht opleveren: zure recensies, met vingerwijzingen en hautaine zinnetjes waarin de recensent haarfijn uitlegt waarom Zomergasten de vorige avond weer tenenkrommend was.

De Zomergastenfolklore was altijd duidelijk en vooral koddig: lange interviews, aardige gasten, een presentator die werd afgekraakt en dan nog wat gebral bij de koffieautomaat of op Twitter. Maar nu is er een extra dimensie: de VPRO heeft een Belg ingezet. Deze zomer presenteert Jan Leyers het programma, en daarmee is Zomergasten ineens een internationaal fenomeen.

Aanvankelijk leek er weinig te zijn veranderd. Na de eerste aflevering waren de commentaren mild, de Belgische kranten berichtten dat Jan Leyers veel lof oogstte, iedereen was weer tevreden en zelfgenoegzaam als altijd. Maar na de tweede uitzending, waarbij Leyers zich amusant liet overdonderen door cabaretier Micha Wertheim, was de kritiek feller. En dan krijg je in België al gauw gelazer, want Belgische tenen zijn lang.

Zure reacties konden niet uitblijven. Zelfs Hugo Camps, die toch beter zou moeten weten, speelde op het sentiment: Vlamingen zijn altijd welkom in Hilversum, als curiosum. (…) Maar voor het echte werk dulden Nederlanders geen inspraak met zachte g. Op Twitter waren de reacties vanzelfsprekend nog wat heftiger. Die arrogante Hollanders altijd!

Het merkwaardige is dat er op zulke momenten altijd Hollanders opstaan die vinden dat de Belgen hierin gelijk hebben. In de Volkskrant schreef redacteur Peter Giesen een lang stuk waarin hij reageert op de sneer van Hugo Camps. “Er is geen enkele reden voor ontzag voor de Nederlandse televisie. (…) Belgen doen het beter op televisiegebied.

 Giesen doet wat vluchtige pogingen tot argumentatie: de “Belgische” tv is superieur, want daar worden niet de hele tijd BN-ers opgevoerd en daar wordt niet naar emoties gehengeld. Wat dat eerste betreft heeft hij natuurlijk gelijk, maar het plaatselijke equivalent van de BN-er, de BV, tiert dan weer welig in de quizjes en de praatprogramma’s van de VRT. De openbare omroep vult de zendtijd met een dagelijkse soap, een quiz met BV’s, Baantjer, een talkshow met BV’s, een ondertitelde BBC-documentaire, De Kampioenen, uitslagen van de Lotto en als het even meezit een goeie maar brave film. Niets om je als Vlaming voor te schamen, maar ook niets om als Nederlander naar uit te kijken, want wij zenden dat ook uit, aangevuld met vele eigen producties van hoge kwaliteit – die niet zelden nog door de VRT worden aangekocht ook.

Giesens laatdunkende en ongefundeerde praat staat natuurlijk niet op zichzelf. Net als die recensenten hebben ook mensen als hij de wanhopige behoefte zich boven anderen te plaatsen, en dé manier daarvoor is te doen alsof je Nederland maar niks vindt, dat je beter weet, dat jij zo’n intellectueel bent die naar de Belgische televisie kijkt. Wat ‘ie natuurlijk nooit doet, anders zou hij zulke onzin niet schrijven. Typisch is het – typisch Nederlands, vooral. En heel tenenkrommend.